Vanuit de Oranjevereniging kwam het verzoek om iets te schrijven over familieleden in oorlogstijd. Wat betekende die oorlog voor hen? Als militair vechten tegen een gewapende vijand? Wat betekende het voor hen om vijf jaren lang niet datgene te kunnen doen wat je wilde? Wat deed het hen om lang van huis te zijn in een andere omgeving dan in de omgeving waar je bent opgegroeid? Hoe voelde het om niet te weten of je wel levend en gezond terug zou komen bij je vriendin of vrouw, vader of moeder?
Bij ons thuis werd er niet vaak over de oorlogstijd gesproken. Niet meer terugkijken en die vreselijke tijd zo snel mogelijk vergeten. En toch…., en toch is het goed om af en toe wel terug te kijken om te leren van het verleden. Wij moeten ons realiseren dat er zonder Goede Vrijdag geen Pasen is, dat er zonder 4 mei geen 5 mei gevierd kan worden, dat wij vrij zijn door hun inzet
Mijn verhaal gaat over mijn vader en drie ooms, Dirk, Leen en Willem van der Wal en Huib van Eersel, die allemaal een verschillende beleving hebben gehad in de 2e Wereldoorlog.
Ome Dick
Dirk van der Wal werd geboren op 14 juli 1917 in Zuidland en is overleden op 15 juli 1983 op 66-jarige leeftijd. Hij was de oudste broer van mijn vader.
Eind dertiger jaren ging Dirk het leger in omdat hij vreesde voor de invloed die Hitler in Europa begon te krijgen.
Op 10 mei 1940 – toen de 2e Wereldoorlog voor Nederland begon – is hij met enkele maten met een vliegtuigje vertrokken en in Wales terecht gekomen. Daar werden zij gehuisvest in het stationsgebouw van Porthmadog. Zij werden ‘geadopteerd’ door de daar gelegerde Britse militairen en werden opgeleid en getraind voor het nieuw op te richten 110e Dutch Commando, dat tijdens de bezetting van Nederland opereerde onder de paraplu van het Britse leger.
Dirk van der Wal 3e van rechts
In 1942 heeft Dirk een commando-opleiding gevolgd in het Schotse Achnacarry. Daar had de ‘beruchte’ luitenant-kolonel Vaughan de leiding. Zijn lijfspreuk was: ‘Alles gebeurt hier in de looppas. Wij kennen de gewone pas niet, behalve ik. Je traint in de looppas, je gaat je ’s morgens wassen in de looppas, je gaat eten in de looppas en je doet je behoefte in de looppas’.
Oefenmunitie ontbrak in het opleidingskamp. Alle oefeningen werden uitgevoerd onder vuur van brenguns en springladingen, “om te wennen aan het werk wat hen te wachten stond”.
In 1943 is Dirk met zijn eenheid ‘number two troop’ naar India gevaren om vervolgens naar Birma te worden gestuurd om ingezet te worden tegen de Japanse vijand in plaats van tegen de Duitsers in Nederland. Hij heeft daar ongeveer een half jaar gezeten en zich rot verveeld. Geen enkele gevechtshandeling verricht! Op een gegeven moment kwam de Britse admiraal Mountbatten hen opzoeken om te vertellen dat ze naar de Jappen gingen, maar helaas bleef het alleen maar bij patrouille lopen in de Birmaanse jungle.
Op 17 september 1944 landde Dirk, inmiddels sergeant-commando, met een zweefvliegtuig van de 101steAmerikaanse Luchtlandingsdivisie in de omgeving van Son (NB). Hier kwam hij onmiddellijk in een gevechtsactie. Onder leiding van de Britse veldmaarschalk Montgomery werd onder de codenaam ‘Market Garden’ het offensief vanuit het noorden van België naar de drie grote rivieren in Nederland ingezet. De Nederlandse commando’s werden hiertoe in drie geallieerde luchtlandingsdivisies geplaatst. De Amerikaanse 101ste Luchtlandingsdivisie had opdracht de bruggen over de Zuid-Willemsvaart en Aa bij Veghel, over de Dommel bij Sint Oedenrode en over het Wilhelminakanaal bij Son te bezetten. Toen dat gelukt was werd Eindhoven door hen bevrijd. Meerdere Nederlandse commando’s, waaronder Dirk, waren hier bij betrokken.
Eenzelfde actie was later voor hem weggelegd bij de landingen in Vlissingen en West Kapelle; de plaats waar een enorm gat in de dijk was gebombardeerd om Walcheren onder water te zetten ter voorbereiding van die landingen. Tijdens de landing werd ook de landingsboot waar Dirk op zat, getroffen door vijandelijk vuur, maar zij konden uiteindelijk toch de kust bereiken. De boot naast hen kreeg een voltreffer. De lijken van de kameraden dreven in het water.
De Noorse en Belgische militairen gingen naar Domburg; Dirk ging met zijn eenheid, al vechtend, door de duinen richting Vlissingen. Over een afstand van drie kilometer hebben ze drie dagen gedaan. Veel maten zijn daar gesneuveld. Aan het eind van de slag om Vlissingen hebben ze de gehate swastikavlag (nazivlag met hakenkruis) als oorlogstrofee meegenomen.
Dirk van der Wal 3e van rechts
Aan het einde van de oorlog – april en mei 1945 – werd Dirk ingezet aan het front bij het Hollands Diep. Zijn lijfspreuk was: ‘Als er geen kogel is waar Dirk van der Wal op staat, hoef ik me geen zorgen te maken.’
In 1947 kreeg hij als officier eervol ontslag en ging hij bij zijn schoonvader in een van zijn slagerijen werken. Later zei hij dat hij beter in het leger had kunnen blijven. De rest van zijn leven heeft hij in de regio Leeds gewoond en heeft een dochter en een zoon gekregen.
Na zijn overlijden hoorde zijn dochter Jeanne dat haar vader het Bronzen Kruis, een onderscheiding voor getoonde moed, had ontvangen maar daar had hij thuis nooit over gesproken.
Mijn vader
Leen van der Wal werd geboren op 9 september 1919 in Zuidland en is overleden op 29 oktober 2016 op 97-jarige leeftijd.
In 1939 werd Leen opgeroepen voor de militaire dienst. In eerste instantie gelegerd in Katwijk bij de artillerie.
In 1940, toen de oorlog uitbrak, werd Leen gemobiliseerd. Zijn afdeling werd ingezet op de Hoekse Waard. Begin mei werd hij met zijn eenheid, bewapend met een paar kanonnen, vanuit Oud-Beijerland naar de polders achter Strijen (Mookhoek) gestuurd om de Moerdijkbruggen uit de handen van de Duitsers te houden. Dat heeft maar een paar dagen geduurd. Bij toeval heeft Leen toen met een kanonschot de toren van ’s-Gravendeel geraakt. Na het bombardement van Rotterdam heeft de artilleriegroep waartoe Leen behoorde zich in allerijl moeten terugtrekken naar Oud-Beijerland. Daar werd zijn eenheid ontbonden. Iedereen mocht naar huis terug.
Vanaf 1942 begonnen de Duitsers met het verplichten van Nederlandse jonge mannen om te gaan werken in de wapenindustrie in Duitsland. Wie niet wilde werd gedwongen.
Dat betekende voor Leen dat hij zich niet meer vrij kon bewegen en hij besloot onder te duiken. Via zijn oudere broer Dirk kwam hij in Zeist terecht bij Hugo en Bets Veen. Zij hadden zelf geen kinderen en adopteerden Leen als hun zoon. Leen heette vanaf toen Leo (zonder achternaam).
In Zeist kwam ‘Leo’ te werken als kappersknecht bij een kapper die getrouwd was met een Duitse dienstbode. Hij moest heel goed oppassen wat hij zei als die vrouw een praatje met hem wilde beginnen.
Op een zeker moment zag ‘Leo’, toen hij met een mond vol bloed terugkwam van de tandarts die een kies had getrokken, een groep Duitse militairen staan. Hij vreesde opgepakt te worden. Hij liep naar hen toe en begon hard te hoesten, te rochelen en bloed te spugen. De Duitsers stoven uit elkaar, bang voor besmetting door tuberculose en lieten hem lopen met vermoedelijk de gedachte dat hij vanzelf wel dood zou gaan.
In heel Nederland en dus ook in Zeist werden razzia’s gehouden door Duitse militairen om jonge mannen naar Duitsland te sturen. Wanneer zo’n razzia werd uitgevoerd was de spanning om te snijden. Terwijl ‘Leo’ op een dag onder de vloer verborgen lag zagen de Duitsers een scheerkwast staan. Bets, de vrouw bij wie hij was ondergedoken, gaf te kennen dat zij die gebruikte om de borden te wassen omdat de Duitsers alles van hen hadden afgenomen. Dat waren wel heel spannende momenten. Het laatste half jaar van de oorlog is ‘Leo’ niet meer naar de kapperszaak geweest omdat de razzia’s te fel werden.
Na de oorlog heeft Leen zijn kappersvak weer opgepakt en is als dameskapper werkzaam geweest aan de Ring in Zuidland. Hij trouwde in 1947 met Corrie van Eersel (uit Simonshaven) en hebben vier zoons gekregen. De derde zoon werd naar zijn oorlogs-pleegvader Hugo vernoemd, een belofte die hij tijdens zijn verblijf bij hen had gedaan; de jongste zoon kreeg zijn onderduiknaam Leo.
Ome Wim
Willem van der Wal werd geboren op 10 mei 1921 in Zuidland en overleed op 11 juli 2015 op 94-jarige leeftijd. Hij was de jongste broer van mijn vader.
Willem is aan het begin van de oorlog door de Duitsers meegevoerd naar Ulm in Duitsland. Daar werd hij te werk gesteld in een fabriek waar onderdelen voor vliegtuigen werden gemaakt.
Volgens zijn zoon Jaap werden de mannen gehuisvest in barakken op het fabrieksterrein. Willem moest in de fabriek aan een draaibank staan. Hij heeft op zijn eigen manier toch nog geprobeerd om wat te saboteren door de busjes die hij moest draaien heel vaak te ver uit te draaien. Om deze reden werd hij regelmatig bij het afdelingshoofd geroepen omdat de busjes die hij had gedraaid door zijn actie waardeloos waren en konden worden weggegooid. Met het verhaal dat hij niet technisch was omdat hij kapper van beroep was, kwam hij elke keer weer weg. Toch werd er, naar wat later bleek, een van de laatste dagen van Willem in Ulm, een pistool tegen zijn hoofd gezet en gedreigd dat het toch echt beter moest.
Toen hij korte tijd met verlof naar huis mocht, werd slager Herweijer uit Zuidland voor hem als borg neergezet. Die zou worden geëxecuteerd als Willem niet terugkwam.
Echter, de slager was binnen een periode van twee weken ook in Zuidland. Dat heeft Willem doen besluiten om net als zijn broer Leen, onder te duiken in Zeist bij Hugo en Bets. Daar heeft hij nog wel een paar keer echt onder de vloer moeten wegkruipen als er weer een razzia was.
Na de oorlog is hij getrouwd met Bep de Vos en hebben ze een zoon en twee dochters gekregen.
Ook hij heeft zijn werk als kapper in Zuidland aan de Dorpsstraat (Lange Slop) hervat tot ver na zijn pensioengerechtigde leeftijd.
Kappers Leen en Willem van der Wal (naast hun zus Geertje en Ina van der Linden)
Ome Huib
Huib van Eersel werd geboren op 19 augustus 1912 in Simonshaven en is overleden op 6 juni 1976 op 63-jarige leeftijd. Hij was de enige en oudere broer van mijn moeder.
Huib was in 1940 werkzaam als marechaussee der 1e klasse bij de Koninklijke Marechaussee.
Op 10 juni 1940 voer hij, samen met nog 200 andere marechaussees, met de ‘Prinses Beatrix’ vanaf de Franse havenstad Brest naar het Engelse Plymouth. Daar werd hij ingedeeld bij de Prinses Irenebrigade en ondergebracht in een kamp in South Wales om vervolgens te worden overgebracht naar Congelton in de Midlands. Uiteindelijk werd hij overgeplaatst naar een kamp in Wolverhampton en ingedeeld bij het bewakingsdetachement van koningin Wilhelmina.
Huib was op deze manier zeer nauw betrokken bij de gebeurtenissen van het Koninklijk huis. Er zijn waarschijnlijk maar weinig Nederlanders in het bezit van een persoonlijke dankbetuiging van prinses Juliana en prins Bernhard voor de goede wensen bij de geboorte van hun dochtertje Margriet Francisca op 19 januari 1943.
Huib nam als marechaussee bij de Prinses Irenebrigade in Engeland een bijzondere vertrouwenspositie in als motor-ordonnans van koningin Wilhelmina. Zo moest hij eens een belangrijke postzending ’s avonds laat bij minister-president Gerbrandy afhalen en naar Maidenhead brengen.
De koningin was per telefoon al geïnformeerd over zijn komst. Ze deed zelf de deur open en zei: ‘U zult wel koud zijn’ waarop zij voor koffie en warm eten zorgde. Soms bleef de koningin ook in Londen slapen. De bombardementen konden niet zo hevig zijn dat zij haar bed verliet, totdat er op een kwade dag twee jonge marechaussees om het leven kwamen. Na die tijd stond ze wel op en moesten de marechaussees in de ganzenpas achter haar aan naar de schuilkelders.
Tijdens zijn verblijf in Engeland had Huib via The British Red Cross briefcontact met zijn zus Corrie in Simonshaven.
Na de oorlog is Huib getrouwd met Jo Luijendijk. Zij kregen twee dochters en twee zoons. Hij is als adjudant-onderofficier van de Koninklijke Marechaussee op 55-jarige leeftijd met eervol ontslag gegaan.
Leo van der Wal
Ik ben geboren op 30 augustus 1955 in Zuidland en gehuwd met Anneke van Rij op 11 november 1977.
Ik ben twee keer uitgezonden naar Bosnië. De eerste keer in 2002 voor de Verenigde Naties; de tweede keer in 2005 voor de Europese Unie. De eerste uitzending duurde vier maanden; de tweede uitzending een jaar.
Tussen 2008 en 2011 ben ik drie keer uitgezonden naar Afghanistan voor de NAVO. Drie keer voor vijf maanden als commandant van het detachement van de Koninklijke Marechaussee en gelegerd op Kamp Holland (Tarin Kowt) en Kandahar Airfield.
Leo van der Wal in Afghanistan
In de voetsporen van mijn ome Huib ben ik tot aan mijn prepensioen bijna veertig jaar werkzaam geweest bij de Koninklijke Marechaussee.
In de voetsporen van mijn ome Dick heb ik oorlogservaring opgedaan, al was het dan in een heel andere tijd, in een heel ander deel van de wereld en met een andere vijand.
In de voetsporen van mijn vader en ome Wim heb ik ook momenten meegemaakt waarin ik mijn leven niet zeker was.
Inmiddels ben ik me bewust van de betekenis van 4 en 5 mei. Dat we nooit meer mogen vergeten wat er is gebeurd. Dat we moeten leren van het verleden. Dat we op 4 mei de doden en de gewonden (lichamelijk en geestelijk) herdenken van de 2e Wereldoorlog en alle gewapende conflicten en vredesoperaties daarna en dat we op 5 mei onze vrijheid mogen vieren.
We zijn niet alleen vrij van een bezetter maar zijn ook vrij in het uiten van onze mening. Er is vrijheid in geloofskeuze en er is vrijheid in de keuze van een partner.
Wij mogen genieten van onze vrijheid zonder anderen te beschadigen. Mogen vrij zijn om lief te hebben. Als we ons dat realiseren is alles, wat we op 4 mei herdenken en op 5 mei vieren, niet voor niets geweest!